Verslag Voorzomertocht 2025
CZT voorzomertocht 2025
Vers terug van een bijzonder geslaagde junitocht naar Engeland probeer ik de goede stemming vast te houden door onze belevenissen op te schrijven.
De ‘voorzomertocht’ is nieuw in het programma van de CZT. De kans op mooi weer is groot, de dagen zijn lang en het zeewater is niet meer zo koud. Ideaal dus. Maar toch meldden zich maar 4 opstappers aan naast de schippers van de Arcadia en de Mistral. Toch hebben we dat allerminst als een beperking ervaren, want in zo’n klein groepje blijkt het onderlinge contact juist intensief te zijn. We hadden het bijzonder goed tezamen.
Tevoren waren de verwachtingen hoog gespannen. Bij mij aan boord op de Arcadia zat Margaret die al vijf keer vergeefs had geprobeerd om Engeland zeilend te bereiken. Ook Jeanette had de oversteek nog niet eerder gemaakt en ze was vol gretigheid. Maar in haar hoofd spookten visioenen van plotseling opduikende kolossale schepen die we met alerte reacties zouden moeten ontwijken. Ik voerde de verwachtingen nog wat verder op door te vertellen over de mooie getijdenrivieren aan de overkant.
Zaterdagochtend scheepten we op tijd in in Ketelhaven, want we wilden ‘s avonds via IJmuiden de zee al op en de verwachte wind hield niet over. Op het Ketelmeer trokken we op de motor een sprintje om de brug te halen, maar daarna konden we grotendeels aan de wind zeilen naar Amsterdam. Bij de Oranjesluizen voegde de Mistral zich bij ons en vertrokken we gezamenlijk richting IJmuiden. Maar voordat we daar aankwamen hoorden we via de marifoon dat Kiki op de Mistral ziek was geworden. Het was beter om in IJmuiden halt te houden tot de vroege ochtend om de ontwikkelingen af te wachten. Wie weet was er sprake van voedselvergiftiging en dreigde de hele bemanning van de Mistral om te vallen. Nou, probeer dan maar eens te slapen als je met toch met wat adrenaline in je lijf het plan plotseling moet veranderen. Jeanette lukte het helemaal niet. Toch stond iedereen om half vijf ‘s ochtends weer monter naast zijn bed. Kiki was gelukkig iets beter en de rest van de bemanning van de Mistral functioneerde zonder problemen.
Ondertussen was de wind naar het westen gedraaid en hadden we die pal tegen op de koers tussen de aanloop van IJmuiden en het windmolenpark ten zuiden daarvan. Door de stroming en de vrij zwakke wind was onze kruishoek belabberd en bij elke keer overstag konden we ook na uren Tata Steel nog zien liggen. Gelukkig kromp daarna de wind naar zuidwest, waardoor we bijna in een streep, zij het allesbehalve snel, naar Lowestoft konden varen in de recordtijd (in negatieve zin) van 26 uur. Bijzonder, en ook leuk, was het dat beide boten binnen een paar mijl afstand van elkaar bleven. Dat heb ik niet eerder meegemaakt, behalve die keer dat we in dikke mist als jonge eendjes achter de Elisabeth aanvoeren, die als enige toen over AIS beschikte.
De Noordzee vonden we leger dan ik hem kende. We gingen al fantaseren of we een wereldcalamiteit gemist hadden (gelukkig niet). Niet meer dan één keer zijn we uitgeweken voor een schip en een andere keer week een vrachtschip op ons verzoek uit. Jeanettes bezorgde visioenen vervlogen in de ruimte en rust op zee en de charme van het nachtzeilen kwam er voor in de plaats.
Voor wie Lowestoft niet kent, het is een nogal armoedig industriestadje en dat is helaas maar al te goed te zien aan de mensen op straat. Maar ja, Lowestoft is makkelijk met elk tij aan te lopen en dus is het toch vaak de eerste bestemming. Bovendien moet iedereen een keer in de Royal Norfolk & Suffolk Yacht Club geweest zijn en de ornamentele urinoirs daar gezien hebben.
Iets zuidelijker komt het riviertje Blyth in zee met vlakbij het plaatsje Southwold. Dat is juist wel bijzonder charmant. Maar omdat je er met hoog water in en weer uit moet was het voor ons in de beperkte tijd niet haalbaar om er te komen. We wilden namelijk ook nog naar de getijdenrivieren Orwell, bij Harwich, en de Deben. Beide terecht veel bezocht door de CZT. En om daar te komen moet je juist de hele vloedstroom benutten.
Inmiddels was het maandag en de wind kwam natuurlijk weer uit de richting waar wij heen wilden. We zouden moeten kruisen en daarom hadden we misschien net eens aan het volle tij genoeg om op de Orwell te komen. Gelukkig stond er meer wind dan verwacht en werd het een fantastische zeildag. Had ik al verteld dat we de hele week stralend weer hadden met mediterrane temperaturen?
Bij de Royal Harwich Yacht Club riepen we de havenmeester op. Tot onze verrassing kregen we in het Nederlands antwoord, dat de havenmeester al weg was, maar dat er wel vrije plaatsen waren. We waren zelfs op tijd om de mooie wandeling door het bos langs de rivier naar de roemruchte pub Butt and Oyster in Pin Mill te maken. Op het zomerse terras hebben we daar het clubdiner genuttigd. Mirjam schrok van de omvang van haar toetje, maar ze kreeg hulp om het weg te werken. Degenen die er voor het eerst kwamen konden zich daarna nog verbazen over de rommelige groep woonboten iets verder op, die meer gelijkenis hebben met een hippiekolonie dan met de dure woonboten in Nederland.
De volgende dag wilden we de Deben op naar de Tide Mill Harbour in Woodbridge. De aanloop van de Deben gaat over een ondiepe grindbank die elk jaar verandert. Het is zaak daar nauwkeurig de betonning te volgen, de verhalen van vroegere strandingen van clubleden in gedachten.
De haven ligt 8 mijl stroomopwaarts in een bassin dat vroeger diende als watervoorraad voor een watermolen. Je vaart erin over een drempel die zorgt dat er bij eb voldoende water blijft staan. We zouden bij hoog water weinig meer dan 5 centimeter speling boven de drempel hebben, dus het was zaak om vooral niet te laat aan te komen. Daar hebben we voor gezorgd door ‘s ochtends met het restje van de eb naar Harwich te varen en daar bij de Ha’penny Pier halt te houden tot het tijd was om naar de Deben te vertrekken. Toch werden we op de Deben door de havenmeester gebeld en gewaarschuwd dat we vaart moesten maken, want de vloed kwam eerder dan het schema op de website aangaf. Dat kwam door het hogedrukgebied zei de havenmeester, maar dat vonden we moeilijk te begrijpen. Nu ik er weer over nadenk, denk ik dat hij bedoelde dat de vloed minder hoog kwam dan voorspeld. Dat hebben we bij vertrek ook gemerkt, want het water wilde maar niet tot 2 meter boven de drempel komen. De Arcadia had zich al iets te vroeg vastgevaren op de drempel en kon er uiteindelijk overheen hobbelen door wat extra gas te geven. Zo, de kiel was ook weer schoon.
In Woodbridge hebben we bij Costa gezamenlijk capuccino gedronken uit een soort soepkommen, waar Marti al dagen naar uitkeek. Verder was het een toeristische dag met stadten, wandelen, molenbezoek, proviandering en relaxen.
Op de terugweg naar Nederland was de wind, je raadt het al, weer tegen, nu uit het oosten. Maar in ons voordeel speelde dat de wind wat zou variëren tussen ZO en NO. Door een koers uit te zetten die daarmee rekening hield hoopten we het kruisen te beperken. Dat pakte heel aardig uit, maar het viel niet mee om de boten aan het lopen te houden in de zwakke wind. De laatste uren heeft de Arcadia gemotord en toch heeft de oversteek van Woodbridge tot IJmuiden liefst 33 uur geduurd. Voor de Mistral duurde de tocht nog een paar uur langer, want zij kreeg onderweg een kluwen visnet in de schroef, waardoor motoren er niet meer in zat. De KNRM moest er aan te pas komen om de boot de haven van IJmuiden binnen te slepen. Voor JanWillem de derde sleepbeurt in zijn zeilcarrière en elke keer buiten zijn schuld. Pech heet zoiets.
De duiker die de rommel uit de schroef zou kunnen halen bleek “in de olie”, waarna Marti zijn snorkeluitrusting tevoorschijn haalde en de schroef gelukkig snel van de rommel kon bevrijden.
Om de terugtocht naar de thuishaven op zondag niet te lang te maken zijn we, nadat de Mistral bevrijd was van de rommel, nog doorgevaren naar het kleine haventje Het Jacht in Amsterdam, waar Mirjam ons in de gezellige buurtkroeg Het Sluisje op een afscheidsborrel trakteerde.
De terugtocht op zondag beloofde rustig te verlopen, nu eens zonder tegenwind maar met een voldoende sterk bakstagwindje. Dat pakte wat anders uit. Voor de wind van zo’n 14 knopen liepen we een leuk vaartje met de fok uitgeboomd in stand ‘melkmeisje’ toen de wind van het ene op het andere moment 30 graden ruimde en meteen toenam tot 30 knopen. Later begrepen we dat het een soort valwind uit een meteorologische vore was. Toen ter plekke was het een kort moment chaos. Het grootzeil gijpte, maar werd opgevangen door de bulletalie, waarop de boot uit zijn roer liep. Vanwege de uitgeboomde fok wilde ik per se de boot weer voor de wind hebben, wat lukte door de motor te starten en daarmee extra roerdruk te geven. In enkele seconden vlogen we weer vooruit terwijl om ons heen boten worstelden met klapperende zeilen. Ook de Mistral had daarmee te kampen, wat helaas een scheur in het zeil en een verloren zeillat opleverde. Wij hadden juist minder winddruk omdat we voor de wind wegliepen. Nog een minuut of 10 voeren we voor de wind met vol tuig op topsnelheid, waarna de wind iets afnam en we de uitgeboomde fok inrolden. Op het Zeilersforum werd later nog uitgebreid over dit weerfenomeen gediscussieerd.
Zonder verdere incidenten bereikten beide boten de thuishaven. Het afscheid nemen viel ons zwaar na zo’n fijne week samen.
Ik lees het verhaal terug en zie dat het toch een voornamelijk nautisch verhaal is geworden, terwijl de goede sfeer, het mooie weer, de gezamenlijkheid en gezelligheid toch bepalend zijn voor de herinnering. Maar dat moet je dan maar van me aannemen.
Marti Rijken
23 juni 2025.